Quantcast
Channel: Karen Solie – Pagina 537 – Tzum
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1274

Column: Karel ten Haaf – Vervolgspeuren

$
0
0

In een eerder stukje, Detective, schreef ik over mijn zoeken naar de herkomst van een citaat van E. du Perron. De betreffende zin – ‘de sterke kus der ongewassen tanden’ – was ik ooit tegengekomen in een kronkel van Simon Carmiggelt en had ik vervolgens overgenomen in mijn roman Geen zomer meer. Mijn naspeuringen bleven zonder resultaat, wat het stukje natuurlijk een beetje dommig maakte, maar na enige tijd kwam er een reactie waardoor de publicatie van mijn mislukte zoektochtje in één klap toch de moeite waard werd. Herman Verheij schreef:
Het betreffende gedicht van E. du Perron is te vinden in de bundel Het Gevleugelde Hobbelpaard (Prisma pocket nr. 650, Uitgeverij Het Spectrum, 1961) op pagina 68:

DE GROTE DICHTER

’t Is ’t morgenuur. De grote dichter heeft
zijn snor geknakt, zijn wangen ongeschoren,
en mediteert. De taak is hem beschoren
te mediteren over Al-wat-leeft.

De nachtmuts is hem schuins van ’t hoofd gegleden,
het linkeroor begraven; hij zit opgericht,
in bed nog, alle knokkels onder het gezicht.
O God! ééns zal men horen: ‘Hij is overleden’.

Bitter vooruitzicht. En hij vouwt zijn handen,
zonder te weten, dat verstaat zich, en zijn vrouw
komt binnen, met een knoedel op het hoofd, en trouw
geeft hij de sterke kus der ongewassen tanden.

Op het bericht van Herman Verheij reageerde Carmiggeltliefhebber en -kenner Marjan Feith: ‘Hiermee is direct bewezen dat Carmiggelt dit gedicht gelezen heeft, want ook het ‘O God! ééns zal men horen: ‘Hij is overleden” wordt geciteerd in één van zijn kronkels. Wonderlijk dat het Du Perron genootschap dit gedicht niet kende. Ze zullen wel blij zijn, want het is prachtig.’ (meer…)


Viewing all articles
Browse latest Browse all 1274