Een poedel in het mooiste museum van Parijs
Bijna iedereen die regelmatig in Parijs komt kent het parc Monceau, al was het maar vanwege de imposante, met veel goud opgesmukte toegangshekken die een paar keer in beeld komen in Armée des Ombres, een oude verzetsfilm met Simone Signoret. Veel minder bekend is dat aan hetzelfde park, tegen de zuidkant, het mooiste museum van de stad ligt.
Als iemand me zou vragen wat er nu zo mooi is aan het musée Nissim de Camondo, dan zou ik mijn antwoord laten afhangen van mijn meest recente bezoek. Zes jaar geleden zou ik hoog opgegeven hebben over de badkamers, de strenge, art deco wastafels met krachtige, brede randen zoals ze al lang niet meer gemaakt worden, drie jaar geleden zou ik me geconcentreerd hebben op de unieke collectie Lodewijk de Zestiende meubelen, of de kamer waarin honderden borden uitgestald zijn, elk met een andere vogel erop geschilderd. Eigenlijk hoef ik niet te zeggen dat alles mooi is aan het musée Nissim de Camondo.
En daar is een verklaring voor: het museum is een voormalig woonhuis, en sinds de laatste bewoner, Moïse de Camondo, een rijke kunstverzamelaar van Turks-Joodse afkomt, de voordeur achter zich dichttrok – hij stierf in 1935 – is er nauwelijks iets veranderd. Bij elk bezoek heb je het gevoel dat je een huis binnenloopt waarvan de bewoners even weg zijn om een boodschap te doen en jou een uur de tijd hebben gegeven om al die pracht en praal te bekijken.
De beheerders doen er alles aan om dat gevoel van lichte gêne dat je bekruipt als je een universum binnendringt waar je eigenlijk niets te zoeken hebt, in stand te houden, en zelfs nog wat te versterken. (meer…)