Een prettig soort zwijgen was het
Het begin van de roman is eigenlijk helemaal niet veelbelovend. Lucas, een zwijgzame man, wordt door zijn ouders ergens in Nederland op een kippenboerderij gedumpt, waar hij – zo hopen zij – geen kwaad kan. Hier ontmoet hij Noor, een jonge vrouw, die in haar jeugd ook al een trauma heeft opgelopen. Het zijn beschadigde mensen, maar de precieze achtergrond daarvan komen we mondjesmaat en nooit compleet te weten. Maar al na een paar bladzijden kan die onduidelijkheid je niets meer schelen. Van Emmerik verleidt de lezer met zijn onopvallend dwingend proza op een zodanige manier dat je al snel accepteert dat deze twee mensen van elkaar houden, hoe onvoorstelbaar dat soms ook is. Lucas is een bange man, die zich tegen de wereld afzet. Noor is zijn enige houvast.
Hij wilde haar steeds in de buurt. Als ze voor een boodschap naar het dorp ging, vroeg hij of hij mee mocht. Voor de gezelligheid, en trouwens, ze moest de omgeving toch leren kennen. (..) Zodra ze het dorp bereikten keerde zijn zwijgzaamheid terug. De mensen en Lucas. Zelfs bij regenachtig weer bleef hij buiten staan wachten, zijn blik naar de grond gericht. Hij kwam liever zo min mogelijk in winkels.
Noor, die wel van het gezelschap van anderen houdt, probeert soms een paar uur los te komen van de boerderij en te ontsnappen aan de eenzaamheid van haar huwelijk. Zo verblijft ze dan ’s middags een tijdje alleen in een hotelkamer, terwijl ze Lucas heeft verteld dat ze bij een bijeenkomst van de plattelandsvrouwen is. En bijna geeft ze toe aan de verleiding om met een andere man te slapen. Van Emmerik bouwt de ontwikkeling van de haast intuïtieve verhouding tussen Noor en Lucas zorgvuldig op, door steeds aan het verhaal kleine details toe te voegen, soms in een bijzin.
(meer…)